Het virus zat in huis en daarmee kroop dat ding met het bloed waar het niet gaan kon. Mijn zoon wil ook piloot worden. En dat begint op knap jonge leeftijd achter de computer met flightsimulator. En waar dat programma vroeger nogal te wensen overliet, is het tegenwoordig een behoorlijk reëel gebeuren. En daarover heb ik me menig uurtje zitten verbazen naast mijn zoon terwijl hij de ene na de andere vlucht kunstig op de baan kreeg in zijn zelf aangeleerde proces. Toen kwam de twaalfde verjaardagswens. Op een echtere simulator.
En zo gingen wij met z'n tweetjes naar een winkel waar ze om dat computerprogramma heen een prachtige 737 cockpit hebben gezet, met niet van echt te onderscheiden panelen en beeldschermen. Het ding kon dan weliswaar niet bewegen maar had een fantastisch, rond, imaxachtig scherm waarop de buitenwereld geprojecteerd stond. Twee cockpitstoelen stonden er in. Ik mocht ook mee. Als copiloot weliswaar, iets onder m'n gebruikelijke stand.
We vlogen die middag heen en weer tussen het oude en nieuwe vliegveld van Hongkong, tussen het heden en verleden, zo wilde de gezagvoerder het die dag. Het joch genoot dat het een lieve lust was, en ik van hem. Maar ik, ondertussen, had het ook verdomd lastig. Ik kreeg er ongevraagd les; een levensles van de bovenste plank.
Want daar in die vluchtnabootser kwam ik tussen twee werelden, die me in een spagaat brachten. Ik zat in een simulator die zo goed was dat ik verviel in mijn gebruikelijke vliegpatroon waarin ik dertig jaar opvoeding en gewenning had. Dat zit vol met gewoontes, houdingen, do's en dont's van alle (vlieg)dag. En mijn zoontje ging daar dwars doorheen met zijn jeugdige, onbevangen speelsheid. Hij selecteerde al vliegend zelf zijn flaps en wielen als hij het nodig vond. Dat doé je gewoon niet, dat doet de man die op dat moment niet aan de stuurknuppel zit; ík dus.
Het gewone leven ging er ook dwars doorheen. Net voor een landing op het oude Kai Tak kreeg ik een sms. Mijn eerste reactie was bij het vliegen te blijven, maar ik realiseerde me dat hier me niets in de weg stond op 200 voet mijn telefoon te pakken. Dat deed ik, maar alles in me gilde dat ik iets deed wat gewoonweg niet kón op zo'n moment! Mijn twaalfjarige gezagvoerder deerde het niet in het geringst, die ging gewoon lekker zijn gang zoals het een jochie past. En dáár ging het om. Het was zijn dag. Ik had slechts mijn, in mij gillende, misplaatste aangeleerdheden van hem weg te houden. Hem niet lastig te vallen met procedures en andere restricties die het gevolg waren van mijn beleving van de afgelopen dertig jaar. Niet mijn erfenis op zijn feestje.
Het kostte me moeite, maar het lukte! En zo kwamen even later een dolgelukkige zoon en een bescheiden vader de simulator uit. Bescheiden door de harde, maar duidelijke landing die ik daar zelf had gemaakt. Niet aan de stuurknuppel, maar als stuurknuppel. Want intussen in diezelfde simulator had ik óók nog een ander beeld geprojecteerd gekregen toen ik verder rondom me keek in plaats van alleen rechtuit. Een beeld achter de schermen van alle verleden jaren buiten de simulator in de echte wereld. Het werd me duidelijk dat een nieuw leven ook anders op kan stijgen dan de, vaak gebrekkige manier waarop ik het zelf had mee gekregen. Dat die vast ingegroeide, achterhaalde levensprocedures zoals ik ze had ontwikkeld in mijn leven weleens herzien mochten worden. Het werd me duidelijk dat een zoon niet alleen opgroeide door zijn vader, maar zeker ook ondanks zijn vader. Te vaak was ik in mijn eigen wolken geweest. Pas nu erbuiten zag ik het helder.
Terug naar de auto lopend sloeg ik een arm om zijn schouder: 'Gefeliciteerd met je verjaardag, kerel, dat pakte goed uit'. Hij keek naar me op en heel even zagen we elkaars ziel. Zelden heb ik hem zo zien glimmen.
Paul Melkert
Verkeersvlieger