Als Nederland op het WK Voetbal de voorrondes doorkomt, is de kans groot dat dan in juni in het gastland de wedstrijd Nederland – Brazilië op het programma komt. Brazilië staat momenteel als voetbalnatie negende op de FIFA-ranking, terwijl Nederland elfde staat.
Twee teams die uitblinken door aanvallend voetbal.
Binnen een half jaar na deze match steekt een tweede wedstrijd Nederland – Brazilië de kop op. De in Nederland gebouwde Fokker 70’s van KLM Cityhopper moeten vervangen worden. En mede dankzij het te verdedigende spel van de Nederlandse regering werden de aanvalsplannen van Fokker in 1996 de nek omgedraaid. Veel te snel, want het faillissement van de fabriek was nog niet uitgesproken of de markt voor vliegtuigen als de Fokker 70 trok enorm aan. Gemiste kans dus! Toen de Braziliaanse fabriek Embraer met een concurrent die markt aanviel, had de Nederlandse regering voor een vrije baan gezorgd. Te veel naar achteren gekeken in plaats van naar voren. Verdedigers en geen aanvallers. Eind van dit jaar is er nog steeds geen Nederlandse opvolger, zoals de lang verwachte Rekkof F-120 om mee te doen in de besluitvorming van KLM Cityhopper. Dus zal deze wedstrijd wel door de Brazilianen gewonnen worden. Zeker omdat zowel KLM als Air France regionale markten in West-Europa al met Embraers bedienen.
Bij het produceren van vliegtuigen moet Nederland zijn verlies maar nemen. Maar bij het produceren van doelpunten moet winst het doel zijn. Zelfs tegen Brazilië, dat al eeuwen een hoge pet op heeft van een historisch Oranjeteam. In de zeventiende eeuw was een deel van Brazilië Nederlands grondgebied, bestuurd door een heuse Oranje: Johan Maurits van Nassau. Hij was de onbetwiste leider van een team dat onderzoek deed naar de natuur en cultuur van het land en dat ook vastlegde in boeken en schilderijen. Vanwege zijn goede banden met de lokale bevolking werd Johan Maurits ook wel ‘de Braziliaan’ genoemd.
Die historische relatie komt natuurlijk goed van pas nu Brazilië de lijst van BRIC-landen met een sterke economische groei aanvoert. Niet voor niets vertrok eind vorig jaar een Nederlandse handelsmissie naar ‘Booming Brazil’. Hier was het doel echter geen Nederlandse winst ten koste van Braziliaans verlies. Men ging voor een ‘win-win’ uitkomst. Zelfs Schiphol verkende het land om te zien of belangen in Braziliaanse luchthavens als São Paolo iets aan de resultaten van Schiphol Group kunnen bijdragen. Maar of investeringen in een Braziliaanse luchthaven ook bijdragen aan het geroemde Nederlandse netwerk, laat staan aan de Nederlandse economie? Ik heb er een vraagteken achter geplaatst.
Als internationale reisonderneming met Nederlandse roots zijn wij overigens een stap verder dan Schiphol. Onze aanwezigheid in Rio de Janeiro is echter geen luxe, maar pure noodzaak. Als ATPI hebben wij vorig jaar een voorschot genomen op de organisatie van verschillende mondiale sportevenementen waar we in min of meerdere mate bij betrokken zijn. Te beginnen met het WK Voetbal, maar natuurlijk ook voor de Olympische Zomerspelen die daar in 2016 worden gehouden. Op de lokale markt zijn we vertegenwoordigd door nauwe samenwerking met de Braziliaanse reisorganisatie Copastur.
Samenwerking is mooi. Maar op het voetbalveld is daar nooit sprake van. Daar gaat het alleen maar om winst. Hier zien we een wisselend beeld. Van alle twaalf voetbalwedstrijden Nederland – Brazilië die ooit werden gespeeld, won Nederland er drie en Brazilië vier. Maar als het om gewonnen wedstrijden in de eindrondes van een WK gaat, slaat de balans in het voordeel van Nederland uit: 2-1. Aan die statistiek hou ik me maar vast.
John Jansen
Member of the Board, ATPI