SCHIPHOL - Veel reizigers willen best in de trein stappen voor een reis binnen Europa in plaats van het vliegtuig te nemen. Er zijn echter nog veel hindernissen te overwinnen voordat het spoor een optimaal alternatief vormt, bevestigt een rapport van ING.
Brussel wil toeristen en zakenreizigers aanmoedigen om voor bijvoorbeeld reizen naar Londen, Parijs en Berlijn de trein te pakken in plaats van het vliegtuig, in de strijd tegen CO2-uitstoot. Dat is lang niet altijd zo eenvoudig geregeld, bleek recent nog uit onderzoek van de Consumentenbond. Ook zakenreisorganisaties klagen al langer over de moeite die het kost om voor klanten een internationaal treinticket te boeken.
Volgens een donderdag verschenen rapportage van ING moet de Europese spoorwegsector nog hindernissen overwinnen om het groeipotentieel te benutten, zoals betere integratie van spooractiviteiten en technische standaardisatie. “Het kan de reiziger nog veel makkelijker en aantrekkelijker worden gemaakt, maar er is ook meer frequentie en capaciteit nodig. Korteafstandsvluchten die naar trein worden verplaatst, zorgen voor meer dan 80 procent CO2-reductie en het leidt ook tot ruimte voor het begrensde Schiphol.”
Het reizen per vliegtuig in Europa is een stuk sneller gegroeid dan het reizen per spoor. Terwijl het luchtvervoer tussen 2010 en met 2019 jaarlijks met 5,5 procent groeide, steeg het spoorvervoer slechts met 1,8 procent. Vanaf 2014 is met de opkomst van prijsvechters vooral het vliegverkeer binnen Europa sterk gegroeid. “Bijna een kwart van de Europese vluchten vindt plaats over een afstand van 500 kilometer, waarbij trein een duurzamer alternatief zou kunnen zijn. Dit zou op Schiphol ook ruimte kunnen opleveren (23 procent van de vluchten bleef hier in 2019 onder de 500 kilometer, waaronder vooral heel veel naar Londen, maar ook frequent naar onder meer Parijs en Frankfurt)”, aldus het rapport.
Trein moet beter concurreren
Reizen per vliegtuig is vaak sneller, maar de reistijden over spoor kunnen met verbeteringen in internationale afstemming en efficiëntie concurrerender worden, stelt ING. “Als daarbij bovendien ook rekening wordt gehouden met voor- en natransport en de doorlooptijd op de luchthaven, dan is het verschil op korte afstanden tussen steden uiteindelijk beperkt.”
Een belangrijk punt dat het internationaal reizen per spoor nog steeds belemmert, is het complexe ticketsysteem. Een toegankelijk internationaal boekingssysteem waarin alle relevante treinen en aansluitingen kunnen worden geboekt, stimuleert de vraag naar verwachting direct.
Juliette van Enckevort, Hoofd ING Land Transport: “Treinreizen zijn 12 keer energiezuiniger en hebben 5 keer minder CO2-uitstoot dan vliegreizen. Het stimuleren en optimaliseren van de treinroutes, die tijd- en kosten-efficiënt kunnen zijn, door de politiek en industrie is daarmee een logische stap vooruit.”
Connectie met luchtvaart
Een groeiend aantal bedrijven en instellingen past hun beleid voor zakenreizen met een treinalternatief aan. Zo riep de bedrijvencoalitie Anders Reizen in Nederland onlangs op om zakenreizen naar Londen zo veel mogelijk met trein te doen. Ook voor stedentrips zijn reizigers steeds meer bereid om de trein te nemen als dit hen rechtstreeks verbindt met het stadcentrum. “De Thalys tussen Amsterdam en Parijs is wat dit betreft een voorbeeld van een groeitraject waar de treinen nu al een hoge bezetting hebben. Ook initiatieven voor multimodaal reizen kunnen helpen om het reizen per trein te vergroten - Zo kunnen de samenwerkingsverbanden tussen KLM en NS, Air France en SNCF, en Lufthansa en Deutsche Bahn helpen om aansluitende treinreizen over grotere afstanden van en naar de luchthavens te stimuleren. Zo is er inmiddels een dagelijkse vlucht van Schiphol naar Brussel-Zaventem vervangen door de trein, wat de CO2-uitstoot per passagier met meer dan 90 procent (zo’n 110 kilo) verlaagd.”
Efficiëntie en frequentie
Er is volgens ING veel te winnen voor de trein. “Om verdere groei van het spoor op internationale routes mogelijk te maken, zal de capaciteit en frequentie van relevante spoorverbindingen omhoog moeten (zodat bijvoorbeeld ook vroeg heen of laat terugreizen mogelijk is). Verbetering van de efficiëntie door betere integratie van spooractiviteiten en technische standaardisatie (onder andere rondom veiligheidssystemen) is daarbij van belang. Hiervoor zijn investeringen nodig. Bestaande infrastructuur zal op relevante stukken moeten worden aangepast voor treinen met een hogere snelheid. Ook zullen er nieuwe treinen moeten worden gebouwd en geleverd. Dit kost tijd, maar dat neemt niet weg dat er ook met de bestaande inzet en het verhogen van bezettingsgraden al groei mogelijk is.