DEN HAAG - Een autovakantie naar het buitenland wordt vanaf 2030 duurder doordat de overheid dan een kilometerheffing gaat invoeren die ook in het buitenland geldt. Daardoor zullen vakantiegangers gestimuleerd worden om het vliegtuig te pakken in plaats van de auto, maar hoeveel dat doen is nog onduidelijk, meldt het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.
Het KiM onderzocht de gevolgen van Betalen naar Gebruik (BnG), zoals de kilometerheffing door de overheid wordt genoemd, voor reizen naar het buitenland. Volgens de onderzoekers is het aannemelijk dat Nederlanders vanaf 2030 minder met de auto naar het buitenland rijden en eerder voor een ander vervoermiddel of een vakantiebestemming dichterbij huis kiezen.
Hoewel het exacte bedrag van de kilometerheffing nog moet worden vastgesteld, wordt er uitgegaan van een bedrag van om en nabij de 7,5 cent per kilometer. Dat betekent dat een autovakantie naar een bestemming op 750 kilometer afstand (bijv. het Zwarte Woud) 110 euro duurder wordt, en een autovakantie naar een bestemming op 1500 kilometer (bijv. Toscane) 220 euro duurder.
Daar staat tegenover dat automobilisten vanaf 2030 geen wegenbelasting meer betalen. Maar aangezien er vanaf dan per kilometer betaald wordt in plaats van een vast bedrag per maand, valt bij een afweging tussen bijvoorbeeld een autovakantie en een vliegvakantie het kostenplaatje relatief gunstiger uit voor het vliegtuig.
Hogere vliegtaks nodig?
Het KiM kan door onvoldoende data nog niet zeggen hoeveel vakantiegangers de overstap zullen maken van auto naar vliegtuig: dat hangt onder meer af van hoe hoog de heffing exact wordt en ook of er een verschil in heffing komt tussen elektrische auto's en auto's met een verbrandingsmotor. Het kabinet gaat nu uit van een gelijk bedrag voor iedereen, maar dat kan nog wijzigen.
Ook wijst het onderzoeksinstituut erop dat er niet alleen naar het kostenplaatje gekeken wordt bij de keuze voor een vervoersmiddel: zo wordt de vrijheid die een auto biedt ook als groot pluspunt gezien door veel mensen. Bovendien is 110 euro extra voor een vakantie naar Zuid-Duitsland of 220 euro extra voor een reis naar Toscane een relatief beperkt bedrag op de totale vakantiesom.
Een groot deel van de mensen met een auto zal dan ook nog steeds met de auto op vakantie gaan. Maar het KiM waarschuwt er wel voor dat de CO2-uitstoot toeneemt als vakantiegangers de auto voor het vliegtuig verruilen, ook al is dat maar een beperkt aantal. De overheid zou dat effect kunnen tegengaan, zo schetsen de onderzoekers, door de vliegtaks verder te verhogen.
"In het geval van een overstap van auto naar vliegtuig zal dit meestal leiden tot een stijging van de CO2-uitstoot. De CO2-uitstoot stijgt met circa 60 procent als een gemiddelde autovakantie met een gemiddelde bezettingsgraad van 3,4 personen wordt vervangen door een vliegvakantie naar dezelfde bestemming", aldus het KiM.
“Vaak wordt met het vliegtuig echter naar verder weggelegen bestemmingen gereisd dan met de auto, waardoor de CO2-uitstoot van een gemiddelde vliegvakantie circa 3 keer hoger is dan die van een gemiddelde autovakantie naar het buitenland. Een eventuele overstap van auto naar vliegen kan door overheidsbeleid worden ontmoedigd, zoals door een verhoging van de vliegbelasting. Hierdoor kan de overstap van auto naar vliegtuig financieel minder aantrekkelijk worden gemaakt.”
Introductie kilometerheffing
De overheid gaat in 2030 een kilometerheffing invoeren omdat de schatkist door de opkomst van elektrische auto's belasting misloopt. Bovendien zou dat systeem eerlijker zijn, door te betalen voor gebruik in plaats van bezit. Omdat de politiek beloofd heeft dat er geen GPS-kastje komt dat de locatie van het voertuig bijhoudt, geldt de kilometerheffing ook voor rijden in het buitenland.
Het aantal kilometers wordt waarschijnlijk bijgehouden op basis van de kilometerteller die in elke auto zit, maar er moet nog wel een oplossing gevonden worden voor de fraudegevoeligheid daarvan.