Zakenreisbureau ATPI wordt door het ministerie van Veiligheid en Justitie beschuldigd van het stelselmatig factureren van te hoge ticketprijzen aan enkele overheidsdiensten. Van den Bos: "Laat het duidelijk zijn, het zal ons niet gebeuren en ik keur het niet goed, maar ik neem het wel op voor collega ATPI."

Bij de aanbesteding van het zakenreispakket door overheidsbedrijven is de focus op de laagste prijs en het kostenvoordeel voor de overheid uit balans, vindt Van den Bos. "In de beoordeling heeft de prijsstelling een gewicht van vijftig procent of meer, terwijl het uiteindelijke verschil tussen de goedkoopste en de duurste aanbieder veelal niet meer is dan 0,25 tot 0,50 procent van de totale reiskosten. Op de fees bespaart de opdrachtgever dus hooguit tienden van procenten."

Hellende vlak
De travel management company (TMC) die als winnaar uit de bus wil komen, komt volgens Van den Bos onvermijdelijk op het "hellende vlak" van concessies doen. "Het opzoeken van grenzen van wat wel of niet onder de opdracht valt en het zoeken naar alternatieve inkomstenbronnen leidt er dan toe dat een uitglijder snel is gemaakt. Het ergste is nog dat door deze besparing van een paar tienden van procenten de dienstverlening door de aanbieders zo wordt uitgekleed, dat wel vijf tot tien procent aan reductie van reiskosten op de schroothoop verdwijnt."

Voor veel zakenreisorganisaties is de overheid een gewilde klant, vanwege het volume dat de opdracht met zich meebrengt. HRG doet, volgens Van den Bos, over het algemeen niet mee aan dit soort overheidsaanbestedingen.

"Als je als TMC je werk echt goed wilt doen, veel geld verdienen voor je klant door kwaliteit te leveren en tijd te investeren, dan prijs je jezelf bij deze aanbestedingen per definitie in een verliezende positie. Meedoen wordt dan zinloos."

Dat ATPI nu moet hangen omdat het de fout ingegaan lijkt te zijn, maakt de HRG-directeur boos. "De oorzaak, de ondoordacht in elkaar gezette aanbestedingen, blijft volkomen onterecht buiten schot."