De afgelopen jaren is veilig vervoer in de gehele wereld één van de belangrijkste thema's geworden. De modaliteiten moeten, zoals dat tegenwoordig zo mooi heet, security proof zijn. Dit geldt zeker voor de luchtvaart. Het lijdt immers geen twijfel dat de luchtvaart een, cru gezegd, populair doelwit is én blijft. Het security proof maken van de luchtvaart, voor zover dat al mogelijk is, gaat uiteraard gepaard met de nodige kosten.
Als het gaat om het innen van de beveiligingsheffingen bestaan er nog altijd zeer uiteenlopende systemen in de Europese lidstaten. Dat is op zichzelf niet zo'n ramp. Lidstaten zijn prima zelf in staat om te beslissen volgens welke methode de beveiliging van de luchtvaart wordt gefinancierd. Wel is het van belang dat de luchthavengebruikers worden geïnformeerd over de wijze en de basis waarop de beveiligingsheffingen worden berekend. Er moet dus sprake zijn van transparantie. Verder moeten de beveiligingsheffingen uiteraard in verhouding staan tot de beveiligingskosten.
Om de toepassing van dergelijke basisprincipes in de gehele EU ook daadwerkelijk te waarborgen, heeft de Europese Commissie onlangs een nieuwe richtlijn geïntroduceerd bij Raad en Parlement. Meer transparantie, zo stelt de Commissie, zou de beveiligingskosten (en dus ook de heffingen) met gemiddeld tien procent doen dalen. So far, so good.
Het heetste hangijzer in deze discussie, te weten: staatssteun, laat de Commissie echter buiten beschouwing. Vooralsnog kunnen lidstaten zelf bepalen wanneer en in welke mate de kosten van beveiligingsmaatregelen (deels) dienen te worden gedragen door de staat dan wel de luchthavenautoriteiten, luchtvaartmaatschappijen of andere gebruikers. En dat geldt ook voor de kosten van nationale maatregelen die verder gaan (ofwel: strenger zijn) dan de Europese basisnormen ter bescherming van de burgerluchtvaart.
Dit is op z'n zachtst gezegd opvallend te noemen. Het is evident dat de economische impact groot kan zijn als de autoriteiten van lidstaat A besluiten een flink deel van de kosten voor hun rekening te nemen terwijl lidstaat B helemaal niets ten laste van de staatskas brengt. Na jaren van debat is deze omissie dan ook tegen het zere been van het Europees Parlement. Het principe van een gelijk speelveld is niet iets om selectief mee om te gaan.
Jeanine Hennis-Plasschaert
Lid Europees Parlement VVD