Ik droomde dat ik terug was in het Penta Hotel bij Londen Heathrow. Dit roemruchte hotel stond midden tussen een dozijn andere hotels aan de noordkant van het vliegveld en was vooral bekend bij bemanningen die een of meerdere nachten in de Engelse hoofdstad moesten overnachten. Zelf verbleef ik vaak langer in het hotel omdat onze maatschappij voor de training van piloten gebruik maakte van de simulators van British Airways. Als instructeur zat ik daarom regelmatig een week of wat in het Penta, waar ik altijd vroeg of ze een kamer met uitzicht op de startbaan konden regelen.
Voor mij begon de dag hier jarenlang om klokslag half elf. Op dat tijdstip vertrok Speedbird 1, de Concorde van British Airways. Het dagelijkse vertrek van dit prachtige supersonische vliegtuig kon niemand ontgaan. Als de naverbranders in de vier Rolls-Royce Olympus-motoren werden aangestoken, ontstond er een geluid dat tot in de ‘whispering gallery’ van de St. Pauls kathedraal in hartje Londen te horen moet zijn geweest. Tijdens de aanloop werd het bulderende spektakel nog eens extra versterkt door de enorme vibratie die het verfijnde toestel genereerde.
Tussen de startbaan en het hotel lag een enorm parkeerterrein en minstens de helft van de stilstaande auto’s deelde in de euforie van het moment door spontaan hun alarm te laten afgaan. Begeleid door het geluid van honderden autosirenes ging de neus van de Concorde omhoog en het vliegtuig begon aan haar lange klim naar een hoogte van ruim vijftien kilometer. Terwijl het geluid langzaam wegstierf, verdwenen de lichtjes van de vier vuurvaste motoren in de grijze Engelse mist. Het duurde meestal nog wel een minuut of vijf voordat alle auto’s op het parkeerterrein weer stil waren. De dag was begonnen.
Met de Concorde is nooit een cent verdiend en het was dan ook niet zo vreemd dat de overgebleven vliegtuigen na de crash in Parijs allemaal in een museum terechtgekomen zijn. Te duur, te weinig verkocht, extreem hoog brandstofverbruik en maar honderd passagiers, die bovendien alleen van Londen en Parijs naar New York en Washington konden vliegen.
En dan was er natuurlijk de supersonische knal. Iedere plek op aarde waarboven een vliegtuig sneller dan het geluid vliegt, krijgt als cadeautje de beruchte supersonische ‘boem’ te horen. Het was een mooi idee, maar we hielden ermee op. Tenminste, dat dacht ik. De afgelopen jaren zijn er nog wel wat pogingen geweest om opnieuw commercieel te gaan vliegen met supersonische verkeersvliegtuigen, maar veel heeft het niet opgeleverd. Dat is niet zo gek, want de spelregels zijn nog steeds hetzelfde.
Als je supersonisch wilt vliegen, dan is dat nog steeds extreem duur. Daardoor zul je ook niet zo heel veel kaartjes verkopen. Maar bovenal heeft nog niemand uitgevonden hoe je zonder ‘boem’ kunt vliegen. En met zo’n ‘boem’ kun je alleen maar boven de oceaan vliegen, wat het aantal bestemmingen natuurlijk enorm beperkt. Ik was dan ook erg verbaasd dat een paar grote Amerikaanse en Japans luchtvaartmaatschappijen vorige maand zeventig keiharde orders hebben geplaatst voor het enige supersonische verkeersvliegtuig dat op dit moment nog in ontwikkeling is, de Overture van de Amerikaanse vliegtuigfabriek Boom Aerospace. Sure, keep on dreaming!
Deze column is eerder verschenen in Luchtvaartnieuws Magazine. Klik hier om een los nummer te bestellen of neem een voordelig abonnement.