Dit keer moest hij naar Panama. Telebankieren is makkelijk, maar er moet nog steeds genetwerkt worden; dat heeft hij er net gedaan, en nu zit ie verveeld in de vertrekhal tegen de terugvlucht aan te hikken van maar liefst tien uur. De zoveelste vervelende routinevlucht; de tel is hij allang kwijt.
Boarding, hij snaait drie kranten van de kar, passeert een luchtvaartuniform die hem 2A echt niet meer hoeft te wijzen, dumpt zijn tas en ploft neer.
Hij: “Goh, hoe is het mogelijk, ze zijn eens op tijd”, duikt in zijn kranten al voordat de wielen Panama loslaten, weigert snauwend de “standaardluchtvaarthap” terwijl Portobelo aan de noordkust onder hem wegglijdt.
Plotseling verschijnt er een hand voor zijn krant langs die uit een zwaar geborduurd, versierde mouw komt. Hij kijkt geïrriteerd op, want 2B zou leeg blijven, ziet een ouderwets gezicht getooid met driekantige hoed.
Verbouwereerd schudt hij als vanzelf de hand. “Hola, soy Columbus”, spreekt de verder in prachtig middeleeuws kostuum gestoken man die ineens naast hem blijkt te zitten. "Neem mij niet in de maling", denkt hij, en wil uitvaren, maar merkt tot zijn eigen verbazing dat hij ineens het Spaans machtig is, en onbedoeld vriendelijke woorden spreekt.
Zo raakt hij in een geanimeerd gesprek verzeild, wat hem anders nooit aan boord gebeurt, en blijkt echt naast de Columbus, in 1492 ontdekker Amerika, te zitten. Columbus blijkt toen ook in Panama, nota bene in datzelfde Portobelo, te zijn geweest, maar is nu erg onzeker over deze vliegreis, en vraagt hem de oren van het hoofd over wat er allemaal gaande is. Geduldig legt hij van alles uit hoe een vliegtuig werkt, van navigatie tot aerodynamica, maar ook elektriciteit, licht, telefonie en alles wat de man de laatste 500 jaar gemist heeft. Tot zijn eigen verbazing met veel plezier: vreugde zelfs. Columbus neemt het allemaal tot zich, maar het kost hem moeite zich te laten overtuigen dat de reis maar tien uur zal duren. “Wat, niet 10 weken, of dagen zelfs?”
Uiteindelijk neemt hij het aan, maar het brengt hem op het eind van die vijftiende eeuw, en op zijn beurt vertelt Columbus uitvoerig en kleurrijk hoe het er in die tijd van zeilschepen aan toe ging. Over de ontberingen, de doden die te betreuren waren, het geweld, de ziektes en ongemakken, het missen van geliefden die je waarschijnlijk nooit meer terug ging zien, de ondraaglijke onzekerheden die een toen nog onontdekte wereld met zich meebracht.
Zo spreken ze maar door, uren en uren, en er tekent zich een oprechte vriendschap af. Tot Columbus hem ineens voorzichtig bij zijn schouder pakt en in het Nederlands vraagt: “wilt u wat eten”? Hij kan de vraag niet plaatsen, en in zijn verwarring glijdt het gezicht van Columbus, zacht weg in een dichte mist en duikt er een van een vrouw op. “U zult intussen toch echt wel trek hebben in een ontbijtje, mijnheer? We zijn er bijna”.
Terwijl de laatste krantenpagina’s van zijn schoot glijden wordt hij langzaam wakker. “Een pancake of een eitje, wat kan ik u brengen?”, vraagt de stewardess. “Doe maar een pancake”, kreunt hij, komt langzaam bij zinnen en zit even later, ongebruikelijk naar zijn zin te ontbijten, terwijl Engeland onder hem doorglijdt.
Net als hij de laatste hap van het platte pannenkoekje heeft weggewerkt, verschijnt de stewardess met nog een plateau. “Oh”, zegt ze onthutst, “Ik heb nog een ontbijt met een eitje, ik was er van overtuigd dat de stoel naast u bezet was, maar ik vergis me.”
“Als je er af moet, zet dan maar neer, ik lust nog wel wat”, en in de daling boven de Noordzee laat hij het zich nogmaals smaken.
Net voor de landing glijdt het Noordzeekanaal onder hem door, en ziet hij in de verte het Amsterdamse IJ waar de vroegere VOC-schepen hun onzekere, langdurige omzwervingen aanvingen, en realiseert zich het enorme gemak waarmee hij met dit verbazingwekkende apparaat uit het luchtruim komt zakken. Terwijl hij nog maar tien uur geleden voet op bodem aan de andere kant van de oceaan had, realiseert hij zich hoe makkelijk de mens z’n verworvenheden als vanzelfsprekend aanneemt.
Zich dat realiserend zet hij later zijn telefoon aan, belt zijn verbaasde vrouw met de mededeling dat hij zo blij is met de gezondheid van zijn gezin, en loopt, de stewardess vriendelijk groetend, de gate in, kijkt nog een keer achterom en fluistert zacht tegen zichzelf; “dus dat was het ei van Columbus”, glimlacht en loopt de wereld binnen.
Paul Melkert
Verkeersvlieger